Ik schrijf niet veel columns de laatste tijd. Dat komt niet omdat ik niets meer te zeggen heb. Of omdat ik plotseling nergens meer een mening over heb. Nee, was dat maar waar, hoor ik sommige mensen al verzuchten. Het komt meer omdat er zoveel op de wereld gebeurt en dat er zoveel mensen gelijk hun mening daarover geven, en vaak niet met de mooiste bewoordingen, dat ik liever mijn mond dicht houd. Bovendien is het allemaal zo ingewikkeld dat ik denk wat moet ik daar nou voor zinnigs over zeggen.
Natuurlijk speelt ook mee dat de columns op Amsterdam Centraal toch ook wel een beetje Amsterdam als onderwerp moeten hebben. Lijkt me logisch. Natuurlijk heb ik genoeg over Amsterdam te zeggen. Maar vaak is in het licht van de wereld gebeurtenissen het belang van een column over weer een Nutellawinkel of de bierfiets zo volstrekt overbodig dat ik het maar achterwege laat. Amsterdam is geen dorp met een unieke plek op de wereld. Of we nou willen of niet de gebeurtenissen op de wereld hebben veel invloed op de stad. De gebeurtenissen hebben vaak ook een grote invloed op mij persoonlijk. Mijn zoon zat tijdens de coup in Turkije bijvoorbeeld in Istanbul. Geen rustgevende gedachte moet ik zeggen. Hij is weer veilig terug gelukkig. Maar ook in Amsterdam heeft dat een hoop invloed. Ik ga me verder niet te mengen in het politieke debat maar mijn Turkse buurtgenoten, waar ik toch ook mee te maken heb, al is het maar omdat ik regelmatig een broodje ga eten bij de Turk, die zijn daar natuurlijk wel mee bezig. Lijkt me ook meer dan logisch. Natuurlijk is het lekker om te schrijven over vrij onbelangrijke dingen die me storen. Zoals dat ik erger aan al die BBQ s en dat ik soms denk, kunnen al die toeristen niet eens weg. Van de week was ik bijvoorbeeld in het Rijksmuseum om Maarten en Opjen te bekijken. Ik was daar nog niet aan toe gekomen. Nu ik er geweest ben heb ik ze eigenlijk nog niet goed gezien omdat het zo druk was. Op internet zie ik het beter. Van dit soort onderwerpen over Amsterdam heb ik zat om over te schrijven natuurlijk. Maar voegt het nog iets toe. Toen ik het Rijksmuseum uit kwam, gezellig Amsterdams vloekend in mezelf, toen liep er een jonge vrouw voor me van een jaar of 35. Zij had een kind aan haar hand van een jaar of zeven/ acht. Zij hield zijn hand stevig vast om hem in de drukte op straat niet kwijt te raken. Ik liep vlak achter hen en ik hoorde haar enthousiast roepen tegen het kind, Amsterdam is echt de mooiste stad van de wereld. Als we hier toch zouden kunnen wonen dan zou ik zo gelukkig zijn. Dat hoorde ik haar zeggen voordat ze verdwenen in de drukte. Ik liep als trotse Amsterdammer de tuin van mijn rijksmuseum in en was alle ellende van de wereld even vergeten.
Ronald M.Offerman
Amsterdam 21-8-2016